ijzingwekkende koppigheid

Met een vermoeide zucht sla ik mijn ogen ten hemel, het is weer zover. Een paniekerig kattengejank klinkt van 12 meter boven mijn hoofd.
Een ezel stoot zich in ‘t gemeen geen tweemaal aan denzelfden steen, maar mijn kat werkt zich, ondanksch onsche protesten reeds vele malen in dezelfde neschten. 
Deze kat weet, op voor ons nog altijd mysterieuze wijze, steeds weer op het dak van het hoge pand te klauteren, maar een terugweg schijnt er niet te zijn.
Het betreffende pand staat al tientallen jaren leeg, alleen de tuin wordt nog bewoond door een wisselend aantal aanloopkatten. Elke dag komt de voormalig vrouw des huizes in haar grijze renaultje 5 het plein op rijden, haar neus nauwelijks boven het stuur uit, om de hongerige beesten eten te geven. Nadat ze zich met haar steeds strammer wordende knieën uit haar auto heeft geworsteld schuifelt ze met een pannetje pasta met kip in de hand haar huis binnen en horen wij het gemiauw naast ons aanzwellen.
Soms loop ik even naar buiten om haar gedag te zeggen of haar te bedanken voor het te eten geven van onze eigen beestenboel als we op vakantie zijn geweest. We praten dan voornamelijk over poezen (onze gezamenlijke interesse), terwijl ik me voorover buig om op haar hoogte te komen en zij schuin omhoog kijkt om mijn gezicht te zien.
De eerste keer dat de kat bij haar op het dak zat was de buurvrouw bijna net zo overstuur als ik, totdat ze zich plots herinnerde dat het huis een dakvenster heeft. Een losliggende glasplaat met een haakje dat middels een metalen strip open geduwd moet worden, met het risico dat het geheel door het dakgat heen op je hoofd in duigen valt. Zelf kwam ze nooit meer op zolder, wegens falende kniegewrichten, dus ze wist het allemaal niet meer zo goed.
Haar huis is al meer dan 300 jaar familiebezit en ze kan het niet over haar hart verkrijgen om het eeuwenoude erfgoed in de uitverkoop te doen. Het staat er maar leeg te staan en haar kinderen en kleinkinderen tonen weinig interesse. Zelfs de zwerfkatten hebben nog meer gevoel voor het familie sentiment. En daar houdt ze zich dan ook krampachtig aan vast. 
Het interieur is niet meer veranderd sinds de tijd dat ze nog hoofd was van het basisschooltje in het dorp en er met man en kinderen woonde. Het staat vol met oude, antieke meubels en relikwieën, zoals middeleeuws tuingereedschap, oude massieve kasten, bedden en serviesgoed, maar ook enorm veel troep. Alles is muf en ruikt bedompt en op de eerste verdieping zijn zelfs de bedden nog opgemaakt onder een dikke laag stof. Een Walhalla voor geesten en fantomen die hun aardse roots nog niet hebben kunnen loslaten.
De eerste keer dat ik heldhaftig mijn kat zou redden opende ik met knikkende knieën de deur naar de zoldertrap, nadat deze jaren gesloten was geweest. De deur protesteerde dan ook piepend en krakend voordat de trap, bedekt met een dikke, fluwelige laag spinrag, zich erachter ontwaarde. Op mijn tenen, zorgvuldig de nog vrije stukjes tree zoekend bereikte ik de zolder waar ik razendsnel moest bukken om het spinsel onder het lage plafond te vermijden. 
Ijzige rillingen liepen over mijn rug en mijn hart sloeg in mijn keel.
Vroeger ging ik al compleet uit mijn dak als een spinnetje van mier-formaat zich voor mijn neus aan zijn draadje liet zakken, nu stond ik tussen, weet ik veel wat voor afschuwelijke monsters. 
Wat je niet allemaal over hebt voor je stupide kat.
De ergste uitdaging moest overigens nog komen.
Ik zag haar al lopen over het raam, dat een stukje verdiept ligt in het dak, luid blèrend van wanhoop. Ze was slechts een wazige vlek, want natuurlijk was ook het dakraam ingepakt in dikke lagen web. Zag ik daar iets zwarts zitten diep weggedoken in een soort trechter?
Met het metalen stripje duwde ik voorzichtig door het witte weefsel heen het raam op een kier. Mijn kat gluurde blij verrast en luid mauwend naar binnen en begon hartstochtelijk kopjes te geven aan het raam dat ik met mijn metalen stripje nauwelijks in evenwicht kon houden. Nadat dit zo enkele minuten voortduurde en mijn schatje geen enkele aanstalten leek te maken om zich door het plakkerige web-bed heen te werpen, zag ik mij genoodzaakt actie te ondernemen. Ik klemde mijn kiezen op elkaar, ademde diep in, draaide mijn verstand op nul en greep haar door het stevige witte draden-paket heen bij haar nekvel.
Gadverdegadver.
Als een bezetene stond ik te schudden en om mij heen te meppen om de eventuele ongewenste gasten van mij af te slaan. Zo snel als ik kon scheurde ik naar beneden, naar buiten en naar mijn eigen vertrouwde huis, poes als een razende achter mij aan.
Nog nahijgend heb ik haar even fijntjes uitgelegd wat een ontzettend idiote, stompzinnige, hersenloze actie dit van haar was. Echt lang boos kon ik echter niet blijven, ik was veel te blij dat ze eindelijk weer beneden was, bovendien bleef ze mij maar kopjes geven en knuffelen, de schat.

Dat dit een regelmatig terugkerende gewoonte zou worden, dat we inmiddels de sleutel van het huis van lieverlee maar hebben gekregen, dat we met onze ragebol nog zouden huishouden daar, dat ik ondertussen vrienden heb gemaakt voor straks in het hiernamaals, dat wist ik toen natuurlijk nog niet.


Reacties

  1. Haha, ja dat moet je er allemaal voor overhebben!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Je bent een lief poezenvrouwtje ��

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Je zou toch wel heel graag willen weten hoe die kat daar komt!
    Misschien is er dan een obstakel te bedenken.
    Petje af voor je moed (was dat zwarte in een soort trechter het vermoeden van een flinke spin?)
    Veel te laat maar met heel veel plezier gelezen��

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten