De pedante Peugeot

Ik heb er nog niet in durven rijden, de nieuwe aanwinst van echtgenoot. Hij is groot, chic en vooral nieuw. Elk butsje of krasje dat er nu opkomt zou de eerste zijn. Zal je net zien. Parkeer je braaf dat bakbeest langs de hoofdstraat, staat daar opeens een paaltje. Deze ontdek je natuurlijk pas als je de achterkant van de bolide er omheen hebt gevouwen. Schromelijk overdreven zal echtgenoot dit vinden … Zo groot is 'dat bakbeest' niet. Bovendien zal de auto zélf dat paaltje wel zien. Deze narcistische wagen kijkt namelijk kritisch met je mee, weet alles beter en corrigeert arrogant.
Te dicht bij de witte lijn, stuurt ie zelf bij. Te dicht op een voorligger, remt ie zelf af. Te donker, grootlicht aan. Voor- of tegenligger, grootlicht uit. Ideaal, vindt de man die doorgaans flink wat kilometers maakt en best wil worden bijgestuurd af en toe. Ik daarentegen kan het al niet uitstaan als een auto opdringerig gaat jammeren dat ik geen gordel om heb, laat staan dat hij ook nog aan je stuur gaat trekken. Ik moet wel eerlijk toegeven dat ik het automatische grootlicht best handig zou vinden. Nooit meer je hand angstvallig bij het lichtpookje op donkere weggetjes, om de cruciale balans tussen zelf wat zien en de ander niet verblinden in stand te houden. Toch is zelfs díe bemoeienis laatdunkend. Als de betweterige te vaak moet ingrijpen, krijg je een preek van je dashboard, dat je je handen aan het stuur moet houden. Wijsneus.
’s Mans favoriete foefje van deze patserbak is de achterklep. Als je met je handen vol spullen aan komt lopen, hoef je alleen maar even met je voet onder de achterbumper zwaaien en floep, de klep gaat open. Tenminste, dat is mijzelf tot op heden nog niet gelukt. Balancerend op één been zwabber en zwaai ik driftig onder de achterbumper, maar niks dat er open gaat. Tot groot afgrijzen van echtgenoot trapte ik daarbij éénmaal ook nog per ongeluk te hoog, tegen de bumper zelf aan. Ik ben hier blijkbaar veel te ongedurig voor. Ik zwabber zo druk dat de klep denkt: ‘Ik moet open, oh nee dicht, toch open, dicht, open, dicht.' Zo werkt het dus niet bij deze pedante Peugeot, je moet één bescheiden zwabber doen en dan rustig afwachten tot de bagageruimte opengaat. Wel voor de zekerheid een stapje achteruit zetten, zodat niet de hele zooi, waar je je handen mee vol had, met de openslaande klep door de lucht wordt geslingerd, of erger nog, dat je een uppercut wordt geslagen door de gedistingeerde vijfde deur. 
Toen echtgenoot laatst, iets langer dan zijn wagen lief was, in de kofferbak zat te rommelen besloot deze dat het welletjes was en de achterpoort weer te sluiten. Gelukkig was man zelf ook nog een beetje alert, anders had hij daar mooi in de penarie gezeten, zwabberend met zijn benen uit de bek van zijn ego-vergrotende welvaartsmobiel, machteloos roepend om hulp. Het zou geen enkele zin hebben gehad. Deze auto denkt, ziet en oordeelt, maar luisteren …?
Daar doen narcisten niet aan.


Reacties