sneeuw

We hebben een wat koel onthaal in de Alpen als we ‘s avonds na vijf uur rijden moe aankomen. Het is drie graden in huis. Zelfs na twee uur stoken geeft de thermometer niet meer dan vijf graden aan. De hele avond spreken wij in stoomwolkjes en ook de kat is niet geamuseerd. De enige manier om warm te worden is om, met al onze kleren en zelfs sloffen nog aan, tegen elkaar in bed te kruipen met de poes er nog tussen in.
De volgende ochtend worden we wakker met de zon in ons bed, de omgeving is witter dan wit en binnen is het inmiddels elf graden. Vandaag gaan we skiën. Dat is de bedoeling tenminste.
Onze skischoenen staan helaas nog onbereikbaar in de garage, want een opgehoopte berg bevroren sneeuw belemmert de garagedeur in zijn weg naar buiten. Nergens is natuurlijk een sneeuwschuiver te bekennen, dus ben ik een half uur op mijn knieën bezig om met ons autoruit-krabbertje laagje voor laagje de sneeuwklomp weg te hakken. Mijn katoenen handschoenen raken doorweekt en mijn vingers verstijfd. 
Als eindelijk die verrekte deur open gaat, grijnzen mij twee prachtige sneeuwscheppen tegemoet. Twee notabene. De diepgevroren skischoenen, waar het allemaal om te doen was breng ik eerst even naar boven om op de kachel te ontdooien, zodat onze voeten straks niet meteen al afsterven, nog voor we één slalom gemaakt hebben. Echtgenoot en zoon zijn reeds naar het dorp vertrokken om skipassen te regelen en we hebben in onze stamkroeg afgesproken om samen wat te gaan eten. 
Het is prachtig buiten, dus ik heb wel zin om de mooie route dwars door het veld te nemen. Halverwege kom ik er pas achter dat het wandelpad daar nog niet goed is vrijgemaakt of platgewalst, hoe je het noemen wilt, dus zak ik met mijn elegante bontlaarsjes, die niet echt bedoeld zijn voor het serieuzere wintergebeuren, tot aan mijn knieën in de sneeuw. Ik ben al te ver gekomen om nog terug te willen keren dus ploeter ik manmoedig verder, gebruikmakend van de sporen van een wildskiër, en bereik hijgend met soppende laarzen het asfalt. 
Ik heb mijn portie sneeuw wel even gehad.
Na een verrukkelijke maaltijd in een heerlijk warme ambiance ben ik weer een beetje bijgekomen en eindelijk hijsen we dan onze gewatteerde broeken aan en rijden richting pistes. 
Onze parelmoer-kleurige Citroën harmonieert weliswaar heel mooi in het sneeuwlandschap, maar ontbeert helaas nog wel zijn winterbanden. Het meerendeel van de weg is gelukkig goed begaanbaar, maar het laatste stuk bij de parkeerplaats verliezen de banden toch wel behoorlijk wat grip. Met moeite slippen we naar boven en aan de terugweg omlaag proberen we nog maar even niet te denken.
Een beetje gespannen stappen we uit de auto en ik word compleet overvallen door de snijdende wind die meedogenloos mijn neus te pakken krijgt. De tranen schieten in mijn ogen, het is elf graden onder nul. 
Met de stokken en ski’s in mijn ene arm geklemd en de tas met skischoenen in de andere loop ik richting de skiweide. Heel langzaam voel ik één stok onder mijn arm vandaan glijden en als ik deze met een spastische beweging probeer tegen te houden begint ook de andere stok te schuiven. Beiden kletteren dwars over elkaar voor mijn voeten op de grond. Ik zet de tas met schoenen neer om de stokken te kunnen oprapen, maar de tas valt om en de schoenen rollen eruit, mijn sjaal zakt voor mijn ogen zodra ik buk, mijn muts schuift juist langzaam omhoog en legt mijn oren blood, mijn zonnebril glijdt in mijn sjaal en met mijn skihandschoenen aan is mijn fijne motoriek verdwenen en krijg ik geen enkele grip meer op de spullen.
Zoon klikt ondertussen soepeltjes in zijn snowboard, verdwijnt energiek richting stoeltjeslift en laat echtgenoot en mij verloren achter. Onwillig staren we naar de sleepliftjes voor ons, terwijl ik al mijn aandacht nodig heb om het rommeltje van ski’s, stokken en schoenenen in mijn armen klem te houden. We besluiten eerst even moed in te drinken in het café. De 'avant-ski,' zullen we maar zeggen. 
Na de zalvende 'vin chaud', overweeg ik even om daar de rest van de middag te blijven zitten, maar ik doe het niet. Zonde van de dag, besluit mijn geweten. De pistes zijn nog twee uur open.
Al voordat ik alle schnallen van mijn skischoenen heb vastgeklemd, krijsen mijn voeten paniekerig om hulp, maar ik zet dapper door en negeer de pijn. Echtgenoot komt überhaupt niet alleen in zijn martelschoenen en heeft mijn hulp nodig. Met jas, sjaal en wanten al aan trek en sjor ik de tong uit zijn schoen naar voren, terwijl hij met zijn hele gewicht op zijn been gaat staan en hupt en duwt, totdat zijn hiel eindelijk de bodem raakt. Warm en zweterig lopen we met grote, onhandige olifantenstappen de kroeg uit, waar de ijzige kou ons weer gemeen in het gezicht slaat. Ik trek mijn muts nog wat lager over mijn oren.
Het inklikken in de ski’s gaat dan weer verbazingwekkend soepel. Bij mij tenminste. De ski’s van echtgenoot staan nog op maatje zoon, dus moeten eerst met de schroefdraaier, die buiten naast de lift hangt, op de juiste stand gezet worden. Als we dan eindelijk voor het hekje van de groene piste klaar staan om omhoog gesleept te worden piepen onze nieuwe magneetkaartjes natuurlijk niet en blijft het hekje gesloten. 
Ski’s weer uit en naar de kassa. 
Het blijkt een misverstand. Wij dachten een middagforfait te hebben, maar die was alleen geldig op de langlauf pistes. Nadat we ook nog een 'einde-dag-forfait' hebben gekocht voor het Alpineskiën, kan dan eindelijk ons ski avontuur werkelijk beginnen. We hebben nog anderhalf uur.
Al onze angsten en weerzin ten spijt, de sneeuw is fantastisch en we gaan als professionals van de 'route escargot.' Een dik uur lang vergeten we al onze pijntjes en vermaken ons uitstekend in dit onwaarschijnlijk mooie sneeuwlandschap. En dan, als de liften sluiten, kunnen we de hele handel weer uit worstelen en terug naar de auto zeulen. 
Met 5 km per uur glijden we heel gecontroleerd tegen het verkeer in de parkeerplaats af totdat we verderop weer grip krijgen en opgelucht naar huis kunnen jakkeren, alwaar de binnentemperatuur inmiddels vijftien graden bedraagt. 
Ik ben wel toe aan een borrel.




Reacties