Ademhalen

De motoren zetten het op een loeien en het bakbeest stuift vooruit. Vechtend tegen de tranen haal ik diep adem. Ik zuig een grote hap lucht naar binnen, diep tot onder in mijn buik en met een hele lange zucht pers ik de lucht weer naar buiten, en nog een keer en nog een keer. Een wee gevoel komt vanuit mijn tenen naar boven kruipen en kriebelt mijn ingewanden. Het enorme gevaarte verlaat de vaste grond met mij erin. Ik hou mijn ogen dicht en adem. Het komt goed. Het komt goed. 

Het vliegtuig hobbelt akelig, toch zegt de piloot dat de 'fasten your seat belt'-lichtjes zo uitgaan. Niks alarmerends dus, probeer ik mezelf te overtuigen. Voorzichtig open ik één oog. Het is pikkedonker buiten, maar in de steeds dieper wordende diepte zie ik nog de lichtjes van het normale leven op de grond.

Toen ik zojuist in de gate stond te wachten, zag ik tot mijn ontsteltenis hoe absurt veel mensen zich samen met mij in deze kist gingen proppen. Het hielp niet erg bij de paniekonderdrukking. De ruimte was zo vol mensen dat er geen zitplek meer over was, dus leunde ik tegen het raam waarachter mijn KLM werd klaargemaakt en aanschouwde hoe er steeds meer passagiers gate D66 inkwamen. Al deze reizigers waren in zones ingedeeld en mijn zone mocht als laatste 'boarden'. Hutje mutje schuifelde we door de slurf en vervolgens door het gangpad tussen de eerdere 'zones' die al op hun plaats zaten. Ik moest een innig verliefd stelletje uit hun synthese halen om me langs hun stoelen bij mijn plek aan het raam te worstelen. Eenmaal daar kon ik de massa enigszins buiten sluiten en me in mezelf terug te trekken.

Inmiddels hangen we op tien kilometer hoogte en voel ik me iets rustiger. Buiten is het zwart, iedereen keuvelt alsof er niks aan de hand is en ik heb een roodwijntje op mijn uitklaptafeltje. Ik kan dit. 

'Cabin crew take your seats for landing', klinkt het door de luidspreker. De 'fasten your seat belt'-lichtjes zijn al een tijdje aan en het licht in de cabine gaat uit. Onheilspellend. Terug in mijn modus van in- en uitademen zet ik me schrap. Het bloed stijgt zinderend door mijn lichaam naar mijn hoofd en mijn oren klappen dicht. Het gierende bakbeest met honderdtachtig man aan boord schommelt en schudt omlaag. Met een dreun vallen we op de landingsbaan en de piloot staat meteen boven op zijn rem. De adem is inmiddels bij mijn borstbeen blijven hangen en met gebalde vuisten hou ik mijn kaken stijf op elkaar geklemd. Tranen rollen over mijn wangen. 

Terwijl ik nog een beetje apathisch naar buiten staar vanuit een rustig voortkuierende Boeing stromen de appjes binnen van mijn kinderen. ‘Je bent er!’ ‘Je hebt het gehaald!’ ‘Gelukt!’ ‘Held!’ Zoon die op dit Lyonese vliegveld werkt heeft alles vastgelegd en zelfs ingezoomd op het raampje vlak achter de linkervleugel, want voor vertrek had ik hem doorgegeven waar ik zat. Alleen blijkt ‘links’ een relatief begrip, afhankelijk van welke kant je het bekijkt. Hij stond aan de andere linkerkant en heeft zodoende mijn apathische blik niet weten te vangen. Wel staat hij meteen aan het begin van de slurf mij op te wachten in zijn fluoriserend oranje. We knuffelen en ik voel me opeens immens blij. 

Even naar mijn zoon hoppen, zo simpel kan het zijn.





Reacties

  1. Wat een moed stel je hier ten toon!
    Een innig verliefd stelletje uit de synthese halen getuigd trouwens ook van lef, en dat met een voortdurende vluchtreflex. Ben benieuwd naar de ervaringen van de eventuele volgende vlucht.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten